Op de Geuweg in Sittard woonde in de oorlogsjaren de familie Kusters, een gezin bestaande uit vader, moeder en tien kinderen. Ze runden een gazeuse- en bierbottelarij en bezaten daarom een telefoon. Mede hierdoor werd de familie betrokken bij het lokaal verzet. Telefoontjes van het verzet werden bij de familie Kusters thuis gepleegd. Vaak waren deze bedoeld voor de verzetsstrijder Zef Ronden – beter bekend als ‘de Witte van Sittard’ – die iets verderop in de straat woonde. Zef, zijn vader, maar ook Bert Poels van de verzetsgroep van de Zwarte Plak kwamen gedurende de oorlog regelmatig langs bij het gezin.
Dit poesiealbum getuigt van de verzetsactiviteit in huize Kusters. De eigenaresse Jettie, een tienjarige telg uit het gezin, hield het album bij in de jaren veertig. Meerdere voormalige verzetsdeelnemers schreven er een kort versje in. Zij lieten zich duidelijk inspireren door het verzet en de bevrijding. Bert Poels schreef bijvoorbeeld:
‘Hou van ons landje
Al is het nog zoo klein
Toch kan het dapper zijn’
En de ‘Witte’ Zef noteerde:
‘Al ben je klein
Toch kun je dapper zijn
Vergeet hun niet die voor ons vielen
Zij brachten on[s] de vrijheid’
Geallieerde soldaten werden tijdens de bevrijding vaak bij burgers thuis ingekwartierd. Zo kwam Jettie waarschijnlijk aan het gedicht van een Britse soldaat. Deze soldaat, Edwin Lees genaamd, schreef op zeven december 1944 de volgende versregels in Jettie’s album:
‘The kiss of the sun for
A pardon
The song of the birds for
Mirth
You are nearer Gods’ heart
In a garden
Th[a]n anywhere else on
Earth’
Dit couplet komt uit het beroemde gedicht ‘Gods’ Garden’ van de Britse dichter Dorothy Frances Gurney. In dit gedicht wordt de schoonheid van de Engelse tuinen bezongen. Het was en is nog altijd een veelvoorkomend gedicht in Engeland. Niet geheel verwonderlijk behoorde het ook voor de Britse Lees tot het standaardrepertoire.
Over Bert Poels en de verzetsgroep van de Zwarte Plak is nog meer bekend. Zie hiervoor de foto De pilotenhelpers van de Zwarte Plak.